Directe betalingen tussen verschillende banken

22 februari 2019

Realtime betalingen (‘Instant Payments’)

Nederlandse banken starten vanaf februari/maart 2019 met een nieuw betalingssysteem, waardoor binnen vijf seconden geld van rekening A op rekening B staat, 365 dagen per jaar, 7 dagen per week. Dus ook in het weekend, op feestdagen en ’s nachts. Voor de zomer zal dit systeem helemaal zijn uitgerold. 

Momenteel worden overschrijvingen tussen bankrekeningen van dezelfde bank al snel verwerkt. Maar tussen verschillende banken duurt het langer, soms wel dagen, omdat die transacties via de Europese Centrale Bank (ECB) worden uitgevoerd. 

24/7

De verrekening tussen banken wordt daarbij nog steeds door de ECB gecontroleerd en uitgevoerd, maar nu 24 uur per dag en 7 dagen per week, ook op feestdagen en in het weekend.

ABN Amro, ING, Rabobank, SNS, ASN Bank, RegioBank en Knab gaan betaalrekeningen geleidelijk aansluiten op de nieuwe manier van betalen. Individuele overboekingen tussen verschillende banken gaan dus razendsnel verlopen.

De instant payments gelden alleen voor individuele overboekingen, niet voor pin- of iDeal-betalingen. Ook zogenoemde bulk-transacties kunnen niet opeens veel sneller verwerkt worden.

Incasso

Dit is zowel voor u, als voor ons bijzonder goed nieuws. Dagelijks worden wij geconfronteerd met reacties van debiteuren dat ‘de betaling net is overgemaakt’. Deze smoes staat ‘met stip’ op nummer één. Tijdens het telefoongesprek konden wij tot nu toe niet altijd checken of dat waar was, zodat de debiteur weer even uitstel kreeg. Nu kunnen we nog tijdens het telefoongesprek altijd controleren of deze bewering waar of niet waar is en de debiteur daarmee direct confronteren. De verwachting is dat wij vanaf heden nog effectiever en sneller kunnen incasseren.

Uiteraard kunt ook u uw voordeel hiermee doen als een factuur te lang openstaat. Bel uw klant op en als deze beweert dat de factuur ‘net is betaald’, kunt u direct controleren of het klopt. 

Vragen of opmerkingen over deze blog? Neem gerust contact op. 

Deze blog is geschreven door Evanne de Boer, incassospecialist

Letterlijke uitleg van overeenkomsten

28 juni 2018

Recent heeft het Gerechtshof[i] een belangrijke uitspraak gedaan over de uitleg van overeenkomsten. Partijen hadden een betalingsgeschil en hebben uiteindelijk een schikking getroffen ter beëindiging van dat geschil. Deze schikking tot betaling van ’bedrag X’ is correct vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst.[ii] Dat is zeer verstandig en ook bij ons kantoor een gebruikelijke gang van zaken als we een schikking of een regeling hebben getroffen. Nu zou je denken dat daarmee het geschil definitief is beëindigd, maar niets bleek minder waar. Partij A beweerde achteraf ineens dat hij teveel had betaald op grond van ‘onverschuldigde betaling’.[iii] Hij gaf namelijk een andere interpretatie aan het begrip ‘netto’ dan partij B. Echter, partij B stelde simpelweg dat de term ‘netto’ letterlijk moest worden geïnterpreteerd, dus zonder aftrek van belastingen. Wie heeft gelijk? En wat heeft u daaraan in de praktijk?

Letterlijke uitleg of volgens bedoelingen?

Van belang is dat partijen waren overeengekomen dat de grammaticale tekst van de overeenkomst prevaleerde boven eventuele partijbedoelingen (zgn. ‘Haviltex-criterium’: een maatstaf waarmee je overeenkomsten uitlegt).

Kortom, twee partijen spreken uitdrukkelijk af dat bij een geschil de grammaticale / letterlijke tekst van een overeenkomst geldt en als partijen het toch anders hebben bedoeld, dat laatste niet wordt meegewogen. ‘Afspraak is afspraak’, zelfs als dit tegen de bedoelingen van een van de contractpartijen ingaat, was de redenering van partij A.

‘Uitlegclausule’ in contract zelf

Mag dat? Is het toegestaan om een uitdrukkelijke bepaling over de uitleg van een overeenkomst in de overeenkomst zelf op te nemen? Het Hof oordeelt dat dit wel degelijk mag. In Nederland bestaat immers contractsvrijheid en dat betekent dat je dit soort afspraken gewoon mag vastleggen in de overeenkomst zelf.

De Haviltex-maatstaf volgt uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad. Ook gedragingen van partijen ná het sluiten van de overeenkomst zijn van belang voor de aan die overeenkomst te geven uitleg volgens de Hoge Raad.[iv] Echter: het staat een partij vrij bij een overeenkomst te bewijzen dat een bepaalde uitlegmaatstaf juist niet moet worden gehanteerd.[v]. Zelfs de contractuele goede trouw tussen partijen is geen dwingend recht en kan worden weggecontracteerd.[vi]

Conclusies voor de praktijk

Wanneer u een afspraken maakt met een partij (ongeacht welke afspraken dat zijn), twijfel dan niet of u een jurist deze afspraken juridisch correct laat vastleggen in een overeenkomst. In de praktijk komen wij helaas te veel voorbeelden tegen van afspraken die ofwel helemaal niet schriftelijk zijn vastgelegd, ofwel juist gebrekkig of onvolledig op schrift zijn gesteld. Dat is uitermate riskant.

Verder is het aan te raden om de letterlijke tekst van de overeenkomst doorslaggevend te laten zijn. Doet u dat niet, dan moet achteraf nog worden uitgemaakt of de tekst van de overeenkomst correspondeert met de werkelijke intenties van partijen. Dat is niet wat u wilt.

Kortom: neem geen enkel risico. Laat een contract opstellen met een bepaling, waarin letterlijk staat vermeld dat “de grammaticale uitleg van de overeenkomst te allen tijde prevaleert boven eventuele partijbedoelingen”. Dat geeft namelijk rechtszekerheid in het geval van een geschil, waardoor wij als juristen nog beter de uitkomst van een procedure kunnen voorspellen. Sterker nog: de kans op een procedure neemt juist af, omdat het argument van de partij die zegt dat hij het toch anders heeft bedoeld, juridisch niet steekhoudend is.

Heeft u vragen over de uitleg van een specifieke overeenkomst? Wilt u door ons een goed contract laten opstellen of juist laten wijzigen? Aarzel dan niet en neem contact op.

[i] Hof ’s-Hertogenbosch, 6 maart 2018 (ECLI:NL:GHSHE:2018:879)

[ii] Artikel 7:900 Burgerlijk Wetboek

[iii] Artikel 6:203 Burgerlijk Wetboek

[iv] HR 12 oktober 2012, NJ 2012/589 (ECLI:NL:HR:2012:BX5572)

[v] HR 9 december 1994, NJ 1995/197 (ECLI:NL:HR:1994:ZC1574)

[vi] Vgl. (de annotatie onder) Hof Den Bosch 20 juni 2017 (ECLI:NL:GHSHE:2017:2815)

Wanbetaling van bitcoins

11 juni 2018

Inleiding

Nakoming van overeenkomsten bestaat vaak uit een betaling als ’tegenprestatie’ voor de prestatie die uw contractspartij levert. U betaalt door het voldoen van een (overeengekomen) geldsom of verlangt dat uw contractspartij dat doet voor uw product of dienst. Tot zo’n tien jaar geleden was voor iedereen volstrekt duidelijk wat met ‘geldsom’ of ‘geld’ werd bedoeld. Ook de wet is hierover glashelder: artikel 112 van Boek 6 Burgerlijk Wetboek definieert ‘geld’ als “primaire munten of bankbiljetten met de hoedanigheid van wettig betaalmiddel”. Waar we voorheen bij ‘geld’ alleen dachten aan fysieke munten, zijn daar sinds 2009 elektronische munten (‘Bitcoins)’ bijgekomen. Het was wachten op de eerste jurisprudentie over de juridische definitie van ‘gangbaar geld’. Sinds 2002 zijn in dit verband niet langer de Muntwet 2002 en de Bankwet 1998 beslissend, maar ook Europese regelgeving met betrekking tot de Euro[i]. Sinds dit jaar (2018) gaat de rechter weer een stapje verder wat betreft de acceptatie van een ‘bitcoin’ als eventueel betaalmiddel. Deze uitspraak wordt hierna besproken.

Juridische definitie van bitcoin

Anders dan je zou verwachten is er nauwelijks jurisprudentie over de juridische definitie van bitcoins in verhouding tot ‘gangbaar geld’. In een reeks van strafrechtelijke uitspraken wordt wel geoordeeld dat bitcoins kunnen worden ‘witgewassen’ en zou je daaruit de conclusie kunnen trekken dat bitcoins wel degelijk gelijk worden gesteld aan ‘geld’. De civiele rechter wil zover echter (nog) niet gaan.

De rechtbank heeft in 2014[ii] voor het eerst uitgemaakt dat bitcoins geen wettig betaalmiddel zijn en niet door de Staat worden getolereerd. Daarom zijn bitcoins geen ‘gangbaar geld’ in de zin van artikel 6:112 Burgerlijk Wetboek. Later heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden weliswaar geoordeeld over ontbinding van een koopovereenkomst ter zake van bitcoins, maar spreekt zich helaas niet uit over de definitie van bitcoin als wettig betaalmiddel [iii] .

De rechter gaat sinds dit jaar (2018) nog een stapje verder[iv]. Een schuldenaar werd bij verstek veroordeeld tot betaling van een vordering in bitcoin. Hij weigerde, zodat de schuldeiser zijn faillissement aanvroeg. Volgens de rechtbank (faillissementsrechter) kan het verzoek tot uitbetaling van bitcoin alleen dan worden toegewezen als de vordering tot uitbetaling van bitcoin is aan te merken als een ‘verifieerbare vordering’. Het interessante van deze uitspraak is dat de rechter een duidelijke definitie geeft van bitcoins in relatie tot het vermogensrecht. Het vonnis kan als volgt worden samengevat:

  1. Een bitcoin bestaat uit een unieke, digitaal versleutelde reeks van cijfers en letters opgeslagen op de harde schijf van de computer van de rechthebbende.
  2. Bitcoins worden ‘geleverd’ door het verzenden van bitcoins van de ene wallet naar de andere wallet.
  3. Bitcoins zijn op zichzelf staande waarde-bestanden, die bij een betaling rechtstreeks door de betaler aan de begunstigde worden geleverd.
  4. Hieruit volgt dat een bitcoin een waarde vertegenwoordigt en overdraagbaar is.
  5. Daarmee vertoont een bitcoin kenmerken van vermogensrecht.
  6. Een vordering tot betaling van een bitcoin is daarom een vordering die voor verificatie in aanmerking komt.

Wettig betaalmiddel?

Tijdens het bestuderen van deze uitspraak was ik vooral op zoek naar de conclusie van de rechtbank dat bitcoins worden gezien als een wettig betaalmiddel. Het lijkt erop dat de rechter hieraan zijn vingers nog niet wil branden, want hij zeilt met een boog om die vraag heen. De rechter oordeelt dat “de term betalen niet alleen ziet op voldoening van een geldvordering, maar meer algemeen op voldoening van een verbintenis”. Daarvoor zoekt hij steun bij een uitspraak uit het jaar 1921 (!)[v], waaruit blijkt dat de term ‘betalen’ niet alleen ziet op voldoening van een geldvordering, maar meer algemeen op voldoening aan een verbintenis.

Conclusie

Uit bovenstaande jurisprudentie valt af te leiden dat een bitcoin nog steeds niet wordt aanvaard als wettig betaalmiddel, want betreft geen ‘gangbaar geld’, zo zou je kunnen concluderen. Evenmin is een vordering tot betaling van bitcoins aan te merken als een ‘geldvordering’. Een bitcoin is dus nog steeds geen geldmiddel, maar een ruilmiddel.

Uit de meest recente rechtspraak blijkt echter wel dat nakoming kan worden gevorderd tot voldoening van bitcoins. Een schuldenaar kan dus in rechte worden veroordeeld tot het uitbetalen van bitcoins en bij ‘wanbetaling van bitcoins’ kan zelfs zijn faillissement worden uitgesproken.

 

 

[i] Verordening (EG) 974 /98 en Verordening (EG) 975/98

[ii] Rb Overijssel 14 mei 2014, ECLI:NL:RBOVE:2014:2667

[iii] Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden,ECLI:NL:GHARL:2016:4219

[iv] Rb Amsterdam, 14 februari 2018, nr. C/13/642655 FT RK 18.196

[v] HR 3 juni 1921, NJ 1921, p. 968