Bevoegdheid kantonrechter

9 september 2020

Momenteel behandel ik een zaak over de nakoming van een koopovereenkomst van een hijskraan. Een Duits bedrijf koopt voor een bedrag van €75.000,- een kraan en partijen spreken een aanbetaling van 25% af. Na twee maanden moet de koper 75% betalen en volgt levering van de kraan.

Vooruitbetaling

Mijn cliënt, de verkoper van de kraan, bestelt de afgesproken kraan bij zijn leverancier na ontvangst van de vooruitbetaling van de koper (nu de wederpartij). Een week voor de afgesproken leverdatum trekt de koper zich ineens terug met een beroep op overmacht (niet letterlijk, maar daar komt zijn stelling wel op neer). Vervolgens maakt hij in mijn optiek een cruciale fout door direct de koopovereenkomst te ontbinden en terugbetaling te vragen van de aanbetaling. De situatie waarop hij zich beroept is geen overmachtssituatie en wordt ook niet onderbouwd met bewijzen. Zijn advocaat maakt het er voor zijn cliënt mijns inziens niet beter op door te stellen dat sprake zou zijn van onverschuldigde betaling. Dat lijkt me hier al zeker niet aan de orde, omdat sprake is van een verbintenis uit een overeenkomst. Mijn cliënt wordt gedagvaard voor de kantonrechter, waarin zijn aanbetaling van € 18.750,– wordt teruggevorderd. De bestelde kraan hoeft hij niet meer. Daarna meldt cliënt zich met de dagvaarding bij mij met verzoek om rechtsbijstand in de procedure. Ik doe op verzoek van cliënt nog een verwoede schikkingspoging (‘voorkomen is beter dan genezen’), maar de advocaat van de wederpartij slaat dat af. ‘Those who can, do – those who can’t sue’ (B. Shaw) breng ik ook nog onder zijn aandacht, maar ook dat heeft niet mogen baten.

Pacta sunt servanda

Mijn advies aan mijn cliënt was (en is) om aanspraak te maken op betaling van de totale koopsom, temeer omdat cliënt de kraan nog steeds wil leveren. Oftewel: Pacta sunt servanda (afspraken dienen nagekomen te worden). Dat vonden de Romeinen al en dat geldt in het Nederlandse recht nog steeds.

Dat betekent dat ik niet alleen verweer moet voeren tegen de terugbetaling van 25%, maar ook betaling moet eisen van het restant (75%). Hoe werkt dat in een procedure? Kan dat als je verweer voert?

Eis in reconventie

Ja, dat kan via een zogenaamde eis in reconventie (tegeneis/’counterclaim’). Dat doe je in hetzelfde processtuk, de conclusie van antwoord. Je voegt dan aan de conclusie van antwoord een ‘conclusie van antwoord in reconventie’ toe. In essentie komt het erop neer dat je aan de kantonrechter vraagt of hij in hetzelfde proces ook een oordeel wil vellen over de tegeneis. In dit geval een bedrag van €56.250,- Waar de eiser (wederpartij) eerst nog dacht een vordering op mijn cliënt te hebben, wordt hij ineens geconfronteerd met een tegenvordering van €56.250,00. Dat is een stuk goedkoper en sneller dan hiervoor een extra rechtszaak te starten bij sector civiel recht van de rechtbank (zie hierna), maar kan niet zomaar.

Competentie

Ik loop nl. tegen een ‘competentieprobleem’ aan. Immers, de kantonrechter is ‘slechts’ bevoegd om zich uit te spreken over zaken die gaan over bedragen tot maximaal € 25.000,-. Hij moet nu ineens oordelen over een totaal bedrag van € 75.000,- (de eis van koper en van mijn cliënt bij elkaar opgeteld). Volgens de wet mag dat niet en zou betekenen dat hij de zaak zou moeten doorverwijzen naar een andere afdeling van de rechtbank (sector civiel) met verplichtte advocaatvertegenwoordiging en aanzienlijke extra proceskosten (en vertraging!) tot gevolg. Dat wil mijn cliënt natuurlijk niet. Hij wil graag blijven bij de kantonrechter, een alleensprekende, relatief goedkope en laagdrempelige rechter[1]. En wil graag snel zijn geld waar hij recht op heeft. Hoe kun je dat oplossen?

Omgekeerde prorogatie (artikel 96 Rv)

Een relatief onbekend en helaas zelden toegepast artikel in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is artikel 96 Rv[2]. Dat artikel houdt in dat partijen samen kunnen afspreken om een ‘kantonrechter bevoegd te maken’ voor zaken die eigenlijk niet tot zijn competentie behoren. Dat heet ‘omgekeerde prorogatie’. Dat gold ook voor deze zaak. Dat artikel, bijna helemaal onder het stof, heb ik maar weer eens van stal gehaald.

Ik heb de advocaat van de wederpartij gebeld met de vraag of hij hieraan wilde meewerken. Hij zag het voordeel wel en heeft tot mijn opluchting aan mij bevestigd dat hij akkoord gaat, met het voorbehoud van de mogelijkheid van hoger beroep. Daarmee hebben wij ingestemd.

Dat betekent dat wij gewoon verder kunnen procederen bij dezelfde kantonrechter en dat ik namens mijn cliënt een tegeneis kon instellen van maar liefst € 56.250,00 (of welk bedrag dan ook) zonder vertraging en verdere oplopende kosten.

Creatieve oplossingen, ook in het procesrecht, zijn het leukst. Ook hier geldt: leuker kunnen we het niet maken, wel makkelijker en goedkoper.

 

[1]De kantonrechter behandelt alle geschillen die gaan over een financieel belang tot maximaal €25.000,-, alle arbeidszaken, alle huurzaken (ongeacht het bedrag), consumentenkoopzaken en consumentenkredietzaken. Ook behandelt hij een aantal familierechtelijke aangelegenheden.

[2] Artikel 96 Rv bepaalt: In alle zaken die slechts rechtsgevolgen betreffen die ter vrije bepaling van partijen staan, kunnen zij zich samen tot een kantonrechter van hun keuze wenden en zijn beslissing inroepen. Het geding wordt gevoerd op de wijze als door de kantonrechter bepaald.

 

Deel dit bericht

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *